Discussieplatform

Minder rekenen, meer nadenken

Jesper Nederhoed is student Economie aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Op de Rijksuniversiteit Groningen staat het economisch curriculum grotendeels in het teken van neoklassieke theorie. Het probleem is niet dat neoklassieke theorie an sich “slecht” is, maar er is geen aandacht voor andere stromingen, denkwijzen en economische geschiedenis. De focus op neoklassieke theorie is uitstekend geschikt om studenten de basisbeginselen van de economie bij te brengen, maar wanneer er alleen nog maar wiskundige evenwichten worden berekend gaat dit ten koste van kennis over de echte wereld. Dat lijkt me niet de bedoeling. Er moet naar mijn mening minder worden gerekend en meer worden nagedacht.

Economie in Groningen

Studenten economie in Groningen worden onderworpen aan een scala aan wiskunde en statistiek. Niet alleen de vakken die zo heten doen dat. Ook de jaarlijks terugkerende vakken Micro-economie en Macro-economie doen een flinke duit in het zakje. Elke theorie wordt in een wiskundig model gegoten waar vervolgens mee gerekend wordt. Dit is niet alleen de rode lijn door de studie heen, het is de enige lijn. En dat terwijl de wiskunde slechts een andere taal is waarin de theorie wordt weergegeven. En keuzevakken dan? Exact hetzelfde verhaal. Er is in Groningen maar weinig plaats voor andere denkwijzen dan de neoklassieke en de bijbehorende wiskundige en econometrische methoden.

De Oostenrijkse School

De economische stroming bij uitstek die zich focust op theorie en niet op wiskunde en statistiek is de Oostenrijkse School. Een vorm van economisch denken die teruggaat tot 1871, toen Carl Menger zijn boek “Principles of Economics” publiceerde. De Oostenrijkse School ziet de economische wetenschap niet als een inductieve wetenschap die met behulp van econometrische methodes hypotheses verwerpt, maar als een deductieve wetenschap die al logisch redenerend vanuit een beperkt aantal axioma’s tot absoluut ware conclusies komt. Een vorm van wetenschap waarbij niet wordt gerekend en gemeten, maar die puur is gebaseerd op logisch redeneren. Sommigen zullen dit wegzetten als “gezwets in de ruimte”, anderen hebben er überhaupt nog nooit van gehoord. En dat is zonde. De Oostenrijkse School heeft namelijk wel degelijk wat te bieden.

De theorieën van met name Ludwig von Mises en Friedrich Hayek zijn in mijn ogen van onschatbare waarde voor eenieder die de economie wil begrijpen. Mises, die met zijn magnum opus “Human Action” in 1949 de basis legde voor de wederopleving van de in de vergetelheid rakende Oostenrijkse School, kwam al logisch redenerend tot briljante inzichten. Ik noem zijn theorieën over de rol van winst in de economie, economische en monetaire calculatie en zijn ideeën over het monetair systeem. Het was Mises die de socialistische theorieën de nek omdraaide. Hij bewees dat een socialistische economie nooit efficiënter kan zijn dan een kapitalistische. Ook toonde hij aan hoe de economie de basis van de maatschappij vormt en hoe interventionisme leidt tot alsmaar verder ingrijpen in de economie. Naast Mises droeg ook zijn leerling Hayek bij aan de ontwikkeling van de economische wetenschap. Voortbordurend op de theorieën van zijn mentor kwam hij tot scherpe inzichten over de conjunctuurcyclus, waarvoor hij werd beloond met de Nobelprijs. Verder laat Hayek zien dat een sociale planner het kennisprobleem niet kan oplossen, wat een markteconomie wel kan. Deze inzichten zijn essentieel voor economen, maar ze worden op universiteiten niet onderwezen.

Terug naar Groningen

Het enige vak op de RUG dat zich enigszins focust op andere stromingen is het vak “History of economic thought”. Echter, dit is een naam die bijzonder ongelukkig is gekozen aangezien het de geschiedenis van het economisch denken totaal niet behandelt. Een betere naam was “Economic methodology” geweest. Hiermee vervliegt ook het laatste sprankje hoop op verschillende perspectieven op de economie.

Inmiddels heb ik 3 jaar economie gestudeerd, en de ideeën van Smith, Marx, Mises, Hayek, Friedman en vele andere grote denkers zijn nauwelijks aan bod gekomen. Wat we dan wel hebben gedaan? Wiskunde, statistiek en veel, heel veel evenwichten berekenen. Een half jaar lang heb ik aan de Universidad de Salamanca in Spanje gestudeerd, waar ik heb gezien dat het ook anders kan. Ook daar komen neoklassieke evenwichtstheorieën uiteraard aan bod, maar er zijn ook veel vakken die focussen op de echte wereld. Ik noem een vak als “Economía de América Latina” dat uitlegt hoe de economie in Zuid-Amerika van andere economieën verschilt, en wat voor invloed de Washington consensus aldaar is geweest. Een begrip dat ik in Groningen wederom nog niet voorbij heb horen komen. In Spanje wordt minder gerekend en meer nagedacht. Dat zouden we in Nederland ook moeten doen.

Hoe nu verder?

In mijn optiek zijn er 2 mogelijkheden om het curriculum te verbreden: de vakken Micro en Macro-economie focussen zich niet meer alleen op de wiskundige aspecten maar ook op andere perspectieven, of er worden vakken geschrapt en vervangen. Mijn persoonlijke voorkeur gaat uit naar een combinatie van beide. Ik ben van mening dat de meerwaarde van de zeer technische (lees: wiskundige) benadering in de vakken Micro- en Macro-economie slechts gering is. Dit kan worden vervangen door te focussen op historische context, verschillende stromingen, etc. Daarnaast kunnen sommige verplichte vakken benoemd worden tot keuzevak om ruimte te maken voor nieuwe vakken als “Heterodoxe economie”, “Geschiedenis van het economisch denken”, en “Economische geschiedenis”. Ook vakken die zich richten op bepaalde werelddelen zouden een welkome toevoeging aan het curriculum zijn. Dit alles zou het begrip van de economie van een student sterk verbreden. Het is geen probleem, zelfs goed, dat de mainstream theorie als rode lijn door de studie loopt. Echter, universiteiten zouden studenten de mogelijkheid moeten bieden hun eigen kijk op de economie te vormen door middel van verscheidenheid in vakken. Naar goed voorbeeld van de Oostenrijkers zouden we minder moeten rekenen en meer moeten nadenken.