Onderzoeksmethoden

Huidige situatie >> Onderzoeksmethoden

Belangrijkste conclusies:

  • In Nederlandse economie-opleidingen gaan de methodologie-vakken puur over getallen. Aandacht ontbreekt volledig voor het in kaart brengen van structuren, instituties, culturen en netwerken.

  • De overgrote meerderheid van de lestijd wordt besteed aan kwantitatief onderzoek (55%) en wiskundige vaardigheden (43%).

  • Er is nauwelijks aandacht voor kwalitatief onderzoek; slechts 2% van de methodologie-lestijd wordt hieraan besteed.

De resultaten maken zichtbaar dat er een groot gebrek aan diversiteit is in de methodologische vaardigheden die Nederlandse economiestudenten opdoen. Ze krijgen gewoonlijk wel een stevige gereedschapskist van kwantitatieve vaardigheden mee. Maar het feit dat de meerderheid van de opleiding geen enkel vak heeft gewijd aan kwalitatieve onderzoeksvaardigheden is een schrijnend voorbeeld van het gebrek aan aandacht voor kwalitatieve onderzoeksmethoden in Nederlandse economie-opleidingen.

Meer uitleg over deze bevinding - klik hier +
De resultaten op het gebied van onderzoeksmethoden in deze grafiek tonen aan dat economiestudenten alleen kwantitatieve en wiskundige vaardigheden leren, die respectievelijk 55% en 43% van de lestijd in beslag nemen. Dit gaat ten koste van aandacht voor kwalitatieve methoden, waarvoor een schamele 2% van de lestijd over blijft. Slechts één van de negen universiteiten heeft een vak in kwalitatieve methoden. Dit betekent dat bijna alle opleidingen studenten het idee meegeven dat kwalitatief onderzoek irrelevant is voor een goed begrip van de economie, en ons niet de mogelijkheid bieden om op hun faculteit deze vaardigheden op te doen.

Waarom is dit belangrijk?

Voor een econoom zijn kwantitatieve onderzoeksvaardigheden vitaal. Echter, het economisch leven omvat ook elementen die het best te begrijpen zijn via een kwalitatief onderzoeksontwerp (Chang, 2014). Bijvoorbeeld: om de dynamiek in de financiële sector te begrijpen die leidde tot de ontwikkeling van sociaal destructieve sub-prime hypotheekmarkten zijn gedetailleerd veldwerk en interviews met allerlei soorten bankmedewerkers absoluut onmisbaar. Nog een voorbeeld: om het krachtenveld rondom de fossiele brandstof-bedrijven in de Rotterdamse haven te doorzien is het niet voldoende om gegevens te hebben over de goederenstromen en investeringen rondom deze sector. Open interviews, process-tracing en technieken als participerende observatie onder handelaren zullen veel meer inzicht bieden.

Kortom, economiestudenten worden getraind in een framework te denken dat studieobjecten alleen in termen van getallen ziet. Dit is extreem problematisch. De institutionele, sociale, politieke en culturele dimensies die de economische dynamiek ten diepste vormgeven worden structureel overgeslagen in curricula, omdat het nu eenmaal moeilijk, zo niet onmogelijk is om deze adequaat in getallen en statistieken te vangen.

Meer details - klik hier +
Starr (2014, pp. 239-240) benadrukt dat "het belangrijkste onderscheid tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek niet per se woorden versus getallen is," maar eerder "open versus gesloten benaderingen van het onderzoeksproces". "In standaard kwantitatief onderzoek wordt een vooraf vastgestelde set informatie verzameld van onderzoekssubjecten (bv. respondenten van een enquête) of data-genererende eenheden (bv. bedrijven die kwartaalcijfers publiceren, of weerstations die meteorologische data creëren, etc.), waar de enige verzamelde informatie hetgeen is dat vooraf is vastgesteld in het onderzoeksinstrument.

Onderzoekssubjecten kunnen de vragen niet bevragen, nuances of mitsen en maren toevoegen, of de redenering achter hun antwoord bijvoegen. Het wordt aangenomen dat de onderzoeker vooraf al de specifieke stukken informatie kent die een centrale rol spelen in het gedrag van de subjecten, hun percepties en beslissingen, en dat hij met grote zekerheid kan zeggen hoe deze zaken samenhangen. Dit staat in scherp contrast met kwalitatief onderzoek, waar de benadering van data-vergaring rust op het idee dat relatief flexibele discussies met onderzoekssubjecten nodig zijn om een volledige en complete set inzichten te verzamelen in het studieobject. (...) de krachten van beiden: namelijk diepte en complexiteit aan de kwalitatieve kant, versus representativiteit en statistische zeggenschap aan de kwantitatieve."


Daarbij, zelfs als een fenomeen potentieel in kwantitatieve termen kan worden begrepen kan een kwalitatief studieontwerp nog steeds beter passen. Bijvoorbeeld, in economische studies van thema's met een beperkt aantal casussen is het meestal moeilijk om robuuste conclusies te trekken uit rigoreuze kwantitatieve analyses. In dergelijke situaties kunnen kwalitatieve onderzoeksontwerpen een aanvulling of zelfs vervanging vormen van kwantitatieve aanpakken.

De relevantie van zowel kwantitatieve als kwalitatieve vaardigheden voor een econoom betekent dat economie-opleidingen ons ook in staat zouden moeten stellen om vaardigheden op te doen in process-tracing, interviewen, veldwerk, case studies, focusgroepen, het ontwerp van kwalitatieve enquêtes, kritische discoursanalyses en andere kwalitatieve dataverzamelmethoden.

Dat betekent uiteraard niet dat in een goede opleiding, studenten experts zouden moeten in zowel kwalitatieve als kwantitatieve methoden. Specialisatie is uiterst waardevol en moet worden ondersteund. Maar omdat verschilende methoden verschillende krachten en zwaktes hebben voor verschillende onderwerpen en thema's, zorgt een goed curriculum voor diversiteit. Een goed curriculum stelt studenten in staat om
(1) een overzicht te behouden van de beschikbare methoden,
(2) te onderscheiden welke methoden werken voor welke situaties, en
(3) de juiste specialisatie voor zichzelf te kiezen uit een aanbod van beschikbare methoden.

Meer resultaten

Deze tabel biedt het uitgebreider overzicht van de distributie van onderzoeksmethoden. Van de totale lestijd besteed aan onderzoeksvaardigheden besteden Nederlandse curricula gemiddeld 54.7% aan kwantitatieve methoden. Hierbinnen is het meeste aandacht voor econometrie (13.2% van alle methoden), gevolgd door dataselectie en -evaluatie en regressie-analyse (13.2% en 12.6%). Nog eens 42.7% van de methodologie-lestijd wordt besteed aan wiskunde. Binnen deze categorie is er een dominante focus op calculus en lineaire algebra (20.1% en 16.6% van alle methodologie-lestijd). 2.6% van de totale lestijd in onderzoeksvaardigheden is gewijd aan kwalitatieve analyse. De meeste aandacht hierbinnen gaat naar interview-ontwerp en -techniek, namelijk 1.2%.

 

Zie meer

Materialen: Onderzoeksmethoden

 

Resultaten: Kennis van de echte economie

 

Verder Denken